een vrijheidsdodende en segregatiebevorderende koers
De psychoanalyse, bewaker van de singulariteit

Van de menselijke ervaring naar het sciëntistische experimenteren: een aangekondigde catastrofe

In twee jaar tijd, twee tegen elkaar ingaande psychotherapiewetten

 
 Patricia Bosquin Caroz.
 
In april 2014 werd de wet tot regeling van de gezondheidszorgberoepen, waaronder de beoefening van de psychotherapie, aangenomen en gestemd door het federale parlement. Na vijf maanden strijd door de verenigingen van het freudiaanse veldin Franstalig en Nederlandstalig België, gesteund door de BFPV (Federatie van Belgische psychoanalytische Verenigingen) werd de psychoanalyse uit deze regeling van overheidswege gehaald. De toenmalige minister van Volksgezondheid, Laurette Onkelinx, had beloofd dat het project ter regeling van de psychotherapieën geen betrekking zou hebben op de psychoanalyse. Ze hield woord en deopting out van de psychoanalyse werd juridisch geconsolideerd.  De psychoanalytische Scholen en Verenigingen zouden bevoegd blijven om de vorming van de psychoanalytici te verzekeren, de titel en de beoefening van de psychoanalyse zouden beschermd zijn.

Waarom dan toch weigeren de psychoanalytici een regeling die door de overheid en in fine door de universiteiten uitgedacht is? Laten we eerst het volgende benadrukken: als we stellen dat de vorming van de psychoanalyticus niet van academische aard is, dan is het omdat die vorming dat domein overstijgt – ook al hebben een groot aantal psychoanalytici een universitair diploma. De essentie van die vorming volgt de weg van de eigen analyse, waar het meest intieme van elkeen aan bod komt. Daarom spreekt het voor zich  dat die vorming door het meest absolute beroepsgeheim moet worden beschermd. Enkel een psychoanalytische School kan het dispositief aanreiken waarbinnen de resultaten van analyses, hun effect op het symptoom en de overgang van analysant naar analyticus verzameld worden. Bovendien zorgt deze vormingsprocedure die door Lacan de passe werd genoemd, ervoor dat er nog altijd vooruitgang mogelijk is in de analytische doctrine en dat die doctrine telkens de modaliteiten in rekening brengt van hoe symptomen zich binnen een bepaalde tijdsgeest manifesteren. Op die manier wordt de psychoanalyse overgedragen via het ‘één per één’ principe, door de overdrachtsband met een analyticus, en vervolgens door de band, ook alweer één per één, met een psychoanalytische School.

Maar de psychoanalyse is ook een praktijk en een knowhow die door geen enkel diploma kunnen gewaarborgd worden. Het weten waarover hier sprake, gaat juist over wat zich niet geheel laat resorberen, niet laat ‘kaderen’, zoals Laurette Onkelinx zelf zei. Dat ‘reële’, dat ontsnapt aan de normen, aan elke vorm van reglementering, houdt verband met iets in het symptoom dat ongeneeslijk is. Bepaalde politici waren zeer gevoelig voor die dimensie die therapie-resistent is.

Ten slotte maken de psychoanalytici voor zichzelf geen uitzondering wat betreft de ervaring die ze aanbevelen: hun eigen vorming bestaat erin om deze zelf te doorlopen. Zouden de therapeuten die zich beroepen op het cognitief-gedragsmatige, hetzelfde kunnen beweren? Canguilhem, een epistemoloog, stelde reeds in de jaren vijftig vast dat er een verandering van paradigma aan het werk was in de geneeskundige praktijk, een overgang van het ‘ervaren’ naar het ‘experimenteren’ dat elke vorm van subjectiviteit uitsluit. In de psychoanalyse spreekt men eerder van ervaring dan van behandeling. Vanuit deze invalshoek waarmee ze afstand neemt van het strikt therapeutische (ook al zijn er wel degelijk solide en aantoonbare therapeutische effecten), behoudt de psychoanalyse, tegen de stroom van ons tijdperk in, haar waarde als singuliere ervaring, wars van elke externe norm. Met Lacans woorden zouden we kunnen zeggen dat de plaats van het object a, de plaats van wat niet gezegd, niet  berekend, niet becijferd, niet geresorbeerd en nog veel minder uitgeroeid kan worden, door de wet-Onkelinx werd ingeschreven op een extieme positie tegenover de overheidsregeling van geestelijke gezondheidszorgberoepen. De psychoanalyse, die van dat onmogelijk, ongeneeslijk punt het voetstuk van haar doctrine maakt, verzekerde tegelijkertijd de waardigheid van dat wetsontwerp.

2016, verandering van toon

Het wetsontwerp van Maggie De Block, dat zich in een totaal ander semantisch register inschrijft, en dat achter hermetisch gesloten deuren en zonder werkelijk overleg met het werkveld werd opgesteld, doet de subtiliteit van de wet die werd gestemd in 2014, radicaal teniet. Alhoewel het beweert de wet-Onkelinx te wijzigen, is het vooral een misleidende en zelfs gevaarlijke simplificatie van die wet. Zonder op de details van die wet in te gaan, stellen we vast dat de vier stromingen binnen de psychotherapie verdwenen zijn. De psychotherapie zal later via een Koninklijk Besluit gedefinieerd worden, zo luidt het. De wet zal nog evolueren, we moeten dus geduld hebben. Die leegte in de kern zelf van dit nieuwe wetsontwerp, roept desalniettemin vragen op. Wanneer we het herlezen, stellen we evenwel vast dat die leegte reeds gevuld is. Het wordt gezegd in slechts enkele woorden, op slinkse wijze als het ware, in de uiteenzetting van de motieven: psychotherapie zal niet langer een beroep op zich zijn, maar een handeling voorbehouden voor bepaalde beroepscategorieën. Achter deze beslissing schuilt deEvidence Based (EB) ideologie. EB vat de geest van de wet samen, en wordt de enige referent ter vervanging van de veelheid aan praktijken die het woord centraal stellen. Binnen dit perspectief zullen geprotocolleerde “zorgtrajecten” op voorschrift het winnen op het respect voor de individuele keuze van de psychotherapeut.

De ‘normale’ mens, de standaard meeteenheid van de nieuwe, door het KCE (Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg) aanbevolenGuidelines en zorgprotocollen, zal in de plaats komen van de creativiteit van elke mens om zijn eigen normen te achterhalen. Voortaan zullen de klinisch psycholoog, de arts of de orthopedagoog, die als enigen bevoegd zijn om psychotherapie te beoefenen, zich gaan specialiseren in het toepassen van korte en geformatteerde therapieën die erop mikken om elke mens aan de standaardnormen te conformeren. We kunnen enkel vaststellen dat men een machine in gang aan het zetten is, die de singulariteit van elkeen vermaalt en die uitsluiting produceert. Als je je niet aan de zorgprotocollen onderwerpt, rot dan maar op! Freud ontdekte de weerstand tegenover genezing  in zijn praktijk, een fenomeen dat hij de negatieve therapeutische reactie of doodsdrift heeft genoemd. Sinds Freud en met Freud, hebben psychoanalytici en praktijkmensen op die ontdekking voortgebouwd. Zij behandelen door middel van het spreken het onbehandelbare, het onverzoenlijke van het symptoom, niet om het uit te roeien, maar om er beter mee te kunnen leven en er zich zelfs van te bedienen … Zo staat de psychoanalyticus niet in dienst van de norm, maar laat hij elkeen toe zijn eigen norm uit te vinden. Daarom verwerpen we, in zijn geheel, dit nieuw wetsontwerp voor de regeling van de geestelijke gezondheidszorgberoepen. In zijn geest doodt het de vrijheid en bevordert het de segregatie.

Volg ons op

#